Blog
De aanpak van een bovenschoolse plusklas – vervolg
- 30 oktober 2023
- Posted by: manon
- Category: Geen categorie
Bijna vijf jaar geleden begon ik als vervangende leerkracht bij Groep 9, de bovenschoolse plusklas voor (vermoedelijk) hoogbegaafde leerlingen van de openbare scholen in Apeldoorn. Over mijn aanpak gedurende deze vervanging schreef ik al eerder een blog. Nadat de vervanging was afgelopen werd ik binnen de Stichting Leerplein055 projectleider meerbegaafdheid/hoogbegaafdheid (MB/HB) om het onderwerp op al onze scholen steviger te verankeren. Onze aanpak wierp zijn vruchten af, er werd veel meer gesignaleerd en vervolgens werden er veel meer leerlingen uit leerjaar 5 t/m 7 aangemeld voor onze Groep 9. Mijn voorganger vertrok en ik keerde terug als leerkracht en coördinator. Vanuit het toenmalige bestuur werd mij gevraagd de bovenschoolse plusklas, waarvoor mijn voorganger een prachtige basis had gelegd, verder te professionaliseren. Daarnaast kreeg ik onder meer de vraag de stichting en individuele scholen te ondersteunen bij het maken van goed beleid op het gebied van MB/HB. In deze blog vertel ik over mijn ervaringen met het onderwijs zoals wij dat aan onze (vermoedelijk) hoogbegaafde leerlingen bieden.
Wat is het doel van onze bovenschoolse plusklas Groep 9?
Wij bieden logischerwijs volop uitdaging tegen de leerhonger van onze begaafde leerlingen. Daarnaast benutten wij het uitdagende schoolwerk om zoveel mogelijk kansen te creëren om te oefenen goede leer- en werkstrategieën. Maar uiteindelijk zijn dit middelen om ons ware doel te bereiken. Dat doel is tweeledig: als leerlingen bij ons vertrekken in leerjaar 8 streven we ernaar dat zij het -nog steeds of wederom- leuk vinden om nieuwe dingen te leren en dat ze zichzelf een stuk beter hebben leren kennen dan toen ze bij ons begonnen. Dit levert zodoende gemotiveerde, veerkrachtige en autonome kinderen op.
Is het gemakkelijk om dit doel te bereiken?
Zo simpel als ik het hierboven stel, is het natuurlijk niet. Veel leerlingen komen bij ons binnen met weinig of onhandige strategieën. Velen vinden het doodeng daadwerkelijk de uitdaging aan te gaan. Velen vinden het zeer oncomfortabel om te oefenen met fouten maken. En om deze oefening vervolgens te benutten om de eigen emoties beter te leren kennen en kanaliseren. Een deel probeert continu met zo weinig mogelijk inspanning de opdrachten te maken, een ander deel weet juist van geen ophouden en legt de lat veel te hoog. Sommige leerlingen hebben talent voor overzicht en planning, anderen totaal niet en lopen daar gigantisch op vast. Samenwerken vinden de meeste leerlingen in eerste instantie ontzettend leuk, totdat duidelijk wordt dat hiervoor compromissen ten koste van de eigen ideeën moeten worden bereikt. Afijn, veel hindernissen, maar dus ook veel oefenmomenten om te proberen leerlingen echt te laten ontdekken wat leren betekent. En hoe leuk dat kan zijn. En om ze daarna te laten ontdekken dat hun reikwijdte (nog) vele malen groter is dan waar zij zich van bewust waren.
Welke basisvoorwaarden zijn nog belangrijk voor we echt aan de slag kunnen?
Allereerst hebben we ontwikkelingsgelijken nodig. Met ruim 60 leerlingen uit de leerjaren 5 t/m 8 hebben/bieden we dit. Onze populatie is enorm divers en levert daardoor voor vrijwel iedereen nieuwe vrienden danwel goede klasgenoten op. In de tweede plaats is veiligheid een cruciale voorwaarde om onze doelen te kunnen behalen. Binnen onze doelgroep zijn rechtvaardigheid en gevoeligheid standaard persoonskenmerken. Dit betekent dat we fors investeren in een onderwijsklimaat waarbij gevoeligheid niet alleen serieus wordt genomen, maar ook als een kracht wordt gezien. Soms een ongepolijste kracht, maar niettemin een gave waarvan je bij de juiste inzet ervan veel profijt en plezier kunt hebben. Om rekening te houden met het grote rechtvaardigheidsgevoel van velen, zijn we alert op zaken die spelen en hebben we korte lijntjes met ouders voor als het zich buiten ons gezichtsveld afspeelt. We doen wat we zeggen en we praten conflicten rustig uit, waarbij de leerkracht ervoor zorgt dat -wat de uitkomst ook moge zijn- alle betrokkenen zich gehoord en gezien voelen. De derde voorwaarde hangt hiermee samen en gaat over de relatie met de leerkracht. Binnen onderwijsland is algemeen bekend dat verbondenheid een van de drie psychologische basisbehoeften is welke nodig zijn voor intrinsieke motivatie (Deci & Ryan (1985; 2000)). Binnen onze doelgroep is deze behoefte zo mogelijk nog groter. Ons streven is daarbij overigens niet dat leerlingen graag voor óns willen werken, maar dat wij ondersteunend en inspirerend zijn en zeker niet een demotiverende factor.
Hoe pakken we ons onderwijs in de praktijk aan, wat doen we?
Onze groepen bestaan uit 15 leerlingen. Elke groep komt eenmaal per week een ochtend bij ons. Tijdens deze ochtend staan grofweg twee zaken op het programma: uitdagende projecten en psycho-educatie. Voor de psycho-educatie hebben we vele leuke en interessante boeken beoordeeld en uiteindelijk een vijftal geselecteerd als lesmethoden, zoals de ‘Superkrachten voor je hoofd’ van Wouter de Jong en een van de filosofische boeken van Stine Jensen. Ook oefenen de leerlingen met meditatie, voor sommigen heerlijk, voor anderen een crime. Het doel ervan is het ontwikkelen van de vaardigheid, voor nu of voor later. Zodat leerlingen het kunnen benutten wanneer gedachten en gevoelens met ze aan de haal gaan of wanneer opperste concentratie gewenst is.
Het grootste deel van de tijd besteden we aan projecten. Onze projecten duren gemiddeld 10-12 weken en worden afgesloten met een eindpresentatie waarvoor (groot)ouders, collega’s en andere belangstellenden uitgenodigd worden. De projecten zijn onder te verdelen in kennisprojecten (rechten, kunst), onderzoekend leren, ontwerpend leren en verhalen vertellen. Elk project kent een eigen thema, een inhoudelijk onderwerp waar we ons die periode op richten. Bijvoorbeeld dierenparken, spelletjes, werelderfgoed, feestjes-voor-beestjes (het ontwerpen van een beestjesvriendelijke tuin) of uitvindingen. Vervolgens oefenen we aan de hand van de opdrachten binnen het project aan vaardigheden als plannen, feedback geven en ontvangen, presenteren, ict-vaardigheden en meer. Voor de leerlingen is het oefenen met deze vaardigheden het middel om hun doel “een goed eindproduct vervaardigen” te bereiken, terwijl de eindproducten ons middel zijn om “het vergroten van de vaardigheden van leerling” als subdoel te bereiken.
Werkt het?
Ja. Elke leerling benut de tijd bij ons op de eigen manier. Voor sommigen staat de inhoud voorop, bij anderen het contact met gelijkgestemden. Kijkend naar de einddoelen zoals ik ze aan het begin van deze blog heb beschreven, maakt dat niet uit. Waarbij de een er lol in krijgt om te voetballen, omdat bij ons de regels door alle spelers serieuzer worden genomen dan ze gewend zijn, smult de ander van de specialistische kennis opgedaan tijdens een van de projecten. Wat het ook is, we zien dat de leerlingen groeien als mens, dat zij -waar nodig- weer ‘aan’ gaan, weer lol beleven aan het ontdekken van nieuwe onderwerpen en nieuwe mogelijkheden. We zien dat ze leren dat het goed onderbouwen van je gedachten en ideeën loont. We horen ouders verzuchten dat zij hadden gewild dat zij als kind hadden kunnen meedoen aan een programma als het onze. Wat niet zo gek is, de appel valt vaak niet ver van de boom en ouders zijn meestal net zo begaafd als hun kinderen. We horen van ouders terug dat ze hun kind het gemakkelijkste voor school kunnen motiveren op de dag dat ze naar ons gaan. We horen leerlingen vragen of ze niet elke dag bij ons kunnen komen. We horen van de eigen leerkrachten dat zij het effect van ons onderwijs op het gedrag en prestaties op de eigen school terugzien. Kortom: ik ben enorm trots op ons programma en heel blij met wat we kunnen betekenen voor deze groep (vermoedelijk) hoogbegaafde leerlingen binnen onze stichting!