Blog
Weg met het gemiddelde: ongelijkheid in onderwijs als ideaal
- 19 april 2020
- Posted by: manon
- Category: Geen categorie
Streven naar gelijkheid binnen het onderwijs is een belangrijk doel. Ja, toch? Of leidt streven naar gelijkheid tussen leerlingen met ongelijke kwaliteiten en mogelijkheden juist tot ongelijkheid? Ons eerste artikel van de Grondwet dicteert het gelijk behandelen van gelijke gevallen. Maar daarmee impliciet ook het ongelijk behandelen van ongelijke gevallen. En laat nou geen leerling gelijk zijn aan een ander.
Taylorisme
Bedrijfskundigen zijn veelal bekend met het gedachtengoed van de Amerikaanse meneer Taylor, de man die de economie een enorme boost heeft gegeven met zijn Taylorisme. Gericht op efficiëntie werden zoveel mogelijk werkprocessen gebaseerd op gemiddelden en in kaart gebracht en uitgewerkt in standaarden. Met gemiddelde verwachtingen voor werknemers, afgestemd op de gemiddelde werknemer. Er werden managementlagen opgezet om over de werkinstructies na te denken.
Onderwijs voor arbeiders
Deze strategie werd doorgezet in het onderwijs. Waar er allereerst idealistische ideeën rondzongen over het verheffen van iedere leerling, werd dit al snel door de realiteit bijgesteld. Veel leerlingen bleken de moedertaal niet machtig en uit zulke arme gezinnen te komen dat de voorwaarden voor het te behalen van deze idealen (nog) ontbraken. Bovendien zag niet iedereen het nut in van een volledige generatie filosofen en intelligentsia. Het nut van op het arbeidsproces afgestemd geschoolde burgers daarentegen wel. Geïnspireerd door de werkinstructies en andere methodieken binnen de industrie werden vervolgens standaarden ontwikkeld: voor indeling op jaarlagen, curricula als werkinstructie per jaar. En alles afgestemd op de gemiddelde burger, wat dat ook moge betekenen.
De mythe van het gemiddelde
Want dat gemiddelde, wat is dat? Natuurlijk weet ik -dankzij mijn rekenlessen- hoe ik het gemiddelde uitreken. De som van een aantal getallen gedeeld door het aantal getallen. Bij bijvoorbeeld onderwijs heb je vervolgens meerdere onderdelen, meerdere vakken. En daar zit het hem in: die gekozen set van onderdelen is een keuze, geen waarheid. Dus je bedenkt een fictieve waarheid over intelligentie, bijvoorbeeld dat je daarvoor moet kijken naar bepaalde rekenvaardigheden, bepaalde taalvaardigheden en bepaalde andere geselecteerde vaardigheden en maakt daarvan een pakket. Met deze fictie ga je verder en betitelt dat als de normaal. Maar weet je dat uit onderzoek naar voren komt dat bij hoge uitzondering iemand exact op dat gemiddelde uitkomt. Iedereen zit in verschillende samenstellingen eronder of erboven. Dus die gemiddelde persoon is niet meer dan een fictie.
Norma, de ideale vrouw
Ik realiseer me dat dit allemaal vrij abstract klinkt en het bovendien niet heel duidelijk is waar het bezwaar in zit. Dus een beroemd voorbeeld uit de jaren veertig van de vorige eeuw. Een befaamde Amerikaanse gynaecoloog deed statistisch gezien zorgvuldig onderzoek naar de gemiddelde maten bij een vrouw. Dit resulteerde in een standbeeld van de perfect gemiddelde vrouw, Norma. Gebaseerd op meer dan 15.000 metingen kreeg zij de gemiddelde en ‘dus’ ideale maten. Deze maten werden vervolgens een streefdoel voor veel vrouwen. Maar gekoppeld aan de onthulling van het standbeeld werd ook een wedstrijd gehouden waarbij de vrouw die het meeste op Norma leek zou winnen. Van de 3864 deelnemers bleken minder dan veertig vrouwen slechts in de buurt te komen van Norma als er maar op vijf van de negen lichaamskenmerken van Norma werd gelet. Niemand had alle negen kenmerken zoals Norma. Maar het werd dus wel hetgeen waar men massaal naar gingen streven via diëten en sportprogramma’s.
Gemiddeld in onderwijs
Terug naar het onderwijs. Ook hier zie je ontzettend veel standaardisering. Veel toetsen en zeker de naar mijn mening veel te groot geworden Cito-toetsen worden steeds meer ingezet om te kijken naar de score van de leerling ten opzichte van ‘het gemiddelde’. Waarbij iedereen graag boven het gemiddelde wil zitten. Dat is statistisch natuurlijk onmogelijk. Bovendien brengt het complexe materie als de totale leercurve van een kind terug naar een aantal variabelen zoals rekenen, spelling en dmt (=snellezen, niet eens mooi lezen). Elke leerling ontvangt vervolgens een score en elke leerling weet precies welke score dat is. En wat de rest van de klas heeft gehaald. En welke score nodig is voor een bepaalde schooladvies. En wat een betere score is. Leerlingen worden non-stop gescoord. Non-stop krijgen zij te horen of ze ondergemiddeld, gemiddeld of bovengemiddeld zijn. Expliciet of impliciet door in de klas om zich heen te kijken, kinderen zijn niet gek.
Gemiddeld is niet vitaal, of cruciaal
Vervolgens zie je dit nu terug in de samenleving. De bestscorenden eindigen vaak in hoge goedbetaalde functie. Goed meespelen in het systeem levert maatschappelijke status op, een mooie baan en bijbehorend een goed salaris. Veel van deze banen blijken in de crisistijd waarin we ons momenteel bevinden, alleen ineens helemaal niet tot de vitale of cruciale beroepen te horen. En andersom blijken de steevast als ondergemiddeld intelligente mensen juist wel vitale functies uit te oefenen. Weinig verrassend is er volop roep om een herijking van de maatschappelijke hiërarchie. Maar naar welke? Richting een nieuwe set variabelen die een andere uitkomst geven, een ander gemiddelde?
Moderniseren onderwijs
Volgens mij zitten we momenteel op het punt in de geschiedenis dat we niet langer te maken hebben met een gegeven dat de helft van de leerlingen die aan onderwijs in ons land beginnen de taal niet spreken en in grote armoede leven zoals dat ooit het geval was. Deze kinderen zijn er zeker en daarvoor zie ik het belang van bepaald basiscurriculum. Zodat ook zij bijvoorbeeld taal en rekenen machtig zijn, omdat dit bouwstenen zijn voor het leren van veel andere zaken. Maar het overgrote deel is volgens mij toe aan een andere vorm van onderwijs. Waarbij het curriculum niet langer vaststaat en de dagindeling bepaalt. Maar waarin we met elkaar een aantal basisbouwstenen hebben geformuleerd, welke een leerling zich eigen kan maken op het moment dat het daaraan toe is in plaats van wanneer het programma daaraan toe is. De een zal dit vrij zelfstandig kunnen doen, zoals binnen het Montessori onderwijs, de ander heeft meer sturing nodig zoals binnen de meer conservatieve onderwijsstromingen.
Passend onderwijs, maar nu echt
Wat nou als we de doorlopende leerlijnen* zouden uitschrijven als een totaal en iedere leerling, begeleid, een volgorde van afwerking laten bepalen die aansluit bij de eigen ontwikkeling. Dat we daarnaast dusdanig veel andere onderwerpen gaan benoemen om te ontwikkelen en de leerlingen hieruit een selectie laten maken. Afgestemd op diens kwaliteiten en mogelijkheden, zoals in de Wet passend onderwijs staat. Dat we hierbij niet al te bang zijn een hoogbegaafd kind de basisschool in minder jaren te laten doorlopen. Of dat een kind dat meer tijd kwijt is met de basisonderdelen, dan maar wat minder tijd besteed aan de steentijd of aan andere zaken waar diegene waarschijnlijk in de rest van zijn of haar leven niks meer mee gaat doen. Laat alle leerlingen leren wie ze zijn, wat hun unieke kwaliteiten zijn, wat zij de wereld kunnen bieden, hoe zij -net als alle anderen- van vitaal belang gaan zijn in de wereld die komen gaat. Laat de focus steeds liggen op het behouden van de intrinsieke motivatie van kinderen door ze zelf centraal te zetten in hun eigen ontwikkeling. In plaats van een fictief gemiddelde standaard aan te houden uit de vorige eeuw. Wanneer laten we de ongelijkheid van het gemiddelde los en gaan we hiermee de slag? De tijd is rijp, de kinderen zijn er klaar voor, de digitale leeromgeving is versneld klaargemaakt voor adaptief onderwijs, laten we er voor gaan!
* het uitschrijven van de leerstof die leerlingen voor een bepaald vak aangeboden krijgen gedurende meerdere schooljaren, teneinde goede aansluiting tussen de verschillende schooljaren en het vervolgonderwijs te bewerkstelligen.